In 2015 verscheen er voor het eerst in Vlaanderen een literaire canon. Deze is gekend als de Canon van de Nederlandse literatuur. Dit initiatief komt van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren (afgekort tot KANTL), met de steun van Literatuur Vlaanderen. Hierin wordt er ruimere aandacht besteed aan het Vlaamse literaire erfgoed. De canon bestaat uit 51 titels van boeken die in Vlaanderen als essentiële werken uit de Nederlandstalige literatuur worden beschouwd.
Er zijn mensen die enkele opmerkingen hebben bij deze canon. Deze opmerkingen gaan over verschillende onderwerpen, zoals het gebrek aan vrouwen en het complete gebrek aan kinder- en jeugdboeken. Jeugdliteratuur heeft dus geen plaats gekregen in de canon. In de literaire canon mogen enkel boeken staan die voor een volwassen lezerspubliek zijn geschreven. Toen ik dit las, was ik wel even verbaasd. Ik had hier nog nooit bij stilgestaan. Is dit wel terecht? Zou er dan ook een aparte canon gemaakt moeten worden voor de Nederlandstalige kinder- en jeugdboeken? Of kunnen we beter een extra plaats voorzien in de bestaande canon zelf?
In dit artikel uit FONS gingen ze in gesprek met drie experten ter zake: Vanessa Joosen (hoofddocent Engelse literatuur en jeugdliteratuur aan de Universiteit Antwerpen), Dirk Terryn (coördinator van CANON Cultuurcel en oprichter van Het Lezerscollectief, dat Samen Lezen introduceerde in Vlaanderen) en Erik Vlaminck (roman- en theateracteur en voorzitter van de canoncommissie vanuit de KANTL). Er werd een interessant gesprek gevoerd over de leraar als rolmodel bij lezen, het belang van representatie en diversiteit in literatuur, de mogelijkheden als leerkracht om aan leesbevordering te doen en de zin en onzin van de scheiding tusssen jeugd- en volwassenenliteratuur.
Jeugdliteratuur kent een lange en interessante evolutie. Dat is al gebleken uit Nederlands 1, waar we geleerd hebben over de geschiedenis van de jeugdliteratuur door de jaren heen. Jeugdliteratuur heeft ook een hele geschiedenis. Ik ben er zeker van dat er voldoende kinder- en jeugdboeken zijn die een plaats verdienen in zo'n canon, maar de meningen hierover zijn heel uiteenlopend. Zo zegt Vlaminck bijvoorbeeld dat veel jeugdliteratuur erg recent is en dat dit zou betekenen dat die niet in een canon thuishoren. Ze zijn te hedendaags volgens hem. Zouden we dan moeten overschakelen naar een aparte jeugdboekencanon? Volgens Joosen zou er een plaats moeten zijn voor jeugdliteratuur in een aparte canon, maar ook in de algemene. Jeugdliteratuur heeft zijn eigen geschiedenis en daarom is de aparte canon van belang. Zo kan de eigen canon meer uitgewerkt en uitgediept worden. Verder moet de kloof tussen jeugd- en volwassenenliteratuur verdwijnen, omdat dit niet meer van deze tijd is.
Als je jeugdboeken in een aparte canon gaat brengen, dan doe je ze onrecht aan volgens Vlaminck. Hij vindt dat goede jeugdboeken gewoon goede boeken zijn. Hij stelt daarom voor om de criteria van de huidige canon te gaan herbekijken. Het grootste probleem is dat er zoveel goede schrijvers zijn die vooral bekend zijn als 'jeugdboekenschrijvers', denk maar aan Anne Provoost, Bart Moeyaert... Ze worden allemaal gezien als schrijvers van jeugdboeken en daarom lezen volwassenen die auteurs nauwelijks. Als we overgaan naar een aparte canon, dan zou dat alleen nog maar versterkt worden. Het gaat de literatuur nog meer in waarde verminderen.
Jeugdliteratuur is een groot internationaal veld. Vertalingen spelen hierbij ook een grote rol. Een nadeel van de huidige massaproductie is dat goede jeugdboeken, die veel erkenning en bekroningen hebben gekregen, al snel niet meer verkrijgbaar zijn. Een canon kan het verschil maken, zeker als er genoeg ruimte is voor literatuur van na 1970. Vanaf dan heeft de jeugdliteratuur zich echt weten te plaatsen. Jeugdboeken werden een onderzoeksobject en uitgeverijen begonnen meer aandacht te geven aan de literaire kwaliteit. Deze nieuwe dynamiek was heel belangrijk.
Joosen vindt het belangrijk dat we met een brede blik kijken naar boeken. Boeken zijn niet enkel en alleen toepasselijk voor Nederlands. Je kan ook vakoverschrijdend met boeken aan de slag gaan. Als je het bijvoorbeeld in de lessen geschiedenis hebt over de tijd waarin het stemrecht voor vrouwen bediscussieerd werd, dan kan je daarbij ook boeken gaan bekijken uit die periode. Zo krijg je een goede weergave van hoe het vrouwbeeld er toen in die tijd uitzag. Dit behoort ook tot de literatuurgeschiedenis.
Na het lezen van al deze argumenten, heb ik geprobeerd om een conclusie te vormen. Als eerste onthoud ik dat je veel meer kan doen met literatuur in je lessen. Je kan het letterlijk overal bij betrekken. Het lijkt mij interessant om dat in een les geschiedenis bijvoorbeeld vaker te doen om zo een beter beeld te creëren over een historisch onderwerp. Als tweede zijn er in het artikel enkele goede argumenten aan bod gekomen in verband met een aparte canon voor jeugd- en kinderboeken. Naar mijn mening hebben deze boeken ook recht op een canon, ongeacht hun ouderdom. Er zijn genoeg jeugdboeken die zeker een plaats verdienen in zo'n canon. Jeugdliteratuur heeft zijn eigen geschiedenis en dynamiek. Via een aparte canon kan daar meer aandacht aan gegeven worden. Natuurlijk blijft zo de kloof tussen jeugd- en volwassenenliteratuur bestaan. Om die kloof te verkleinen, zou er ook nog een andere optie mogelijk zijn. Je kan namelijk de canon voor jeugdliteratuur integreren in een aparte pagina op de website van de literaire canon. Zo zal iedereen de weg naar die pagina sneller vinden.
Wat is jullie mening hierover? Wat moet er volgens jullie gebeuren? Deel jullie mening in de reacties onder dit blogbericht!
Comments